Alles over Straling

Het gevaar van straling
wat speurwerk door een leek
                                                                                               Gerard Smals
In 1986 vond de vreselijke ramp in Tsjernobyl plaats. Een groot gebied werd onbewoonbaar.

Nu worden bezoeken aan die ontplofte kerncentrale georganiseerd. Zijn die toeristen knettergek geworden? 1).

Iedereen weet dat straling gevaarlijk is. Maar hoe erg is straling eigenlijk? Heeft u ooit gehoord van iemand die in ons land door straling is overleden? Ik vermoed van niet. Toch gaan er in ons land ieder jaar 900 mensen dood aan straling 2). Hoe is het mogelijk, nooit van ook maar één slachtoffer gehoord en toch zoveel doden? Het typeert hoe weinig meestal over straling bekend is. Het doet me aan Middelburg denken. Op 14 mei 1940 is Rotterdam met brandbommen plat gebombardeerd. De stad Middelburg overkwam hetzelfde lot op 17 mei. Iedereen kent het bombardement op Rotterdam, bijna niemand dat van Middelburg3).

Dat je straling niet kunt zien of voelen kan niet de oorzaak zijn dat straling zo gevreesd wordt. Elektriciteit kun je ook niet zien of ruiken en een dodelijk gif kun je al binnen hebben voor je ook maar iets in de gaten hebt. Toch ervaren we het gevaar van straling heel anders dan dat van vergif. Ik denk dat het komt omdat alles wat met straling te maken heeft onbekend en ingewikkeld is. Elektromagnetische straling, radioactieve straling, ioniserende straling, röntgenstraling, neutronenstraling, protonen, α-deeltjes, β-straling, γ-straling, radiogolven, X-stralen, warmtestraling, kosmische straling, alleen die namen al! En dan nog de allerlei eenheden zoals Gray, Röntgen, REM, Sievert, Bequerel, Curie , Rad. Geen wonder dat de meeste mensen afhaken als het om straling gaat.

Straling is gevaarlijk als het ioniserende straling betreft. Zoals bijvoorbeeld kosmische straling of de meer bekende Röntgenstralen. Ioniserende straling bevat veel energie, heel anders dan warmtestraling of radiogolven die maar weinig energie bevatten. Warmtestraling of radiogolven kunnen niets in je lichaam kapot maken al verbrandt je natuurlijk wel als je met je neus vlak voor een straalkachel gaat zitten.

Ioniserend betekent dat elektronen van een atoom worden losgemaakt. Ons lichaam bestaat uit moleculen die op hun beurt weer uit atomen bestaan. Normaal zijn atomen niet geïoniseerd en dat is maar goed ook want geïoniseerde atomen zijn giftig voor onze lichaamscellen. Gelukkig ruimt ons lichaam de door straling beschadigde cellen meestal netjes op.

De straling waar wij allemaal dag-in-dag-uit mee te maken hebben is de uit het heelal afkomstige kosmische straling, wat tegenwoordig overigens kosmische deeltjes heet. Kosmische deeltjes bestaan voornamelijk uit protonen en atoomkernen, piepkleine deeltjes dus. Het meest bekend is het noorderlicht dat ons door deeltjes vanuit de zon bereikt. Die geladen                                           deeltjes bereiken ons vanaf de zon. Zij hebben niet erg veel energie en kunnen het aardoppervlak niet bereiken omdat onze aarde een beschermend magnetisch veld om zich heen heeft. Ze geven hoog in de hemel het fascinerend noorderlicht. Kosmische deeltjes van buiten ons zonnestelsel is andere koek. De herkomst van deze deeltjes wordt nog niet helemaal begrepen maar wel weten we dat ze veel energie kunnen hebben. Zelfs meer dan wij met onze deeltjesversnellers zoals in Genève kunnen bereiken4). Om een idee te geven de meest krachtige deeltjes, protonen, kunnen evenveel energie hebben als een tennisbal die 90 km per uur vliegt. En dat voor zo’n piep en piepklein ding als een proton. 

Als een van onze lichaamscellen daardoor getroffen wordt overleeft die cel dat niet. Dag-in-dag-uit ondergaan wij kosmische straling waardoor wij allemaal iedere jaar 0,3 milliSievert straling oplopen. Dat is evenveel als 15 röntgenfoto’s bij de tandarts 5). Verrassend veel.

De sterkte van kosmische straling varieert enorm. Naarmate de straling sterker is komt die gelukkig minder voor 6).

Energiespectrum van kosmische straling. Flux (aantal deeltjes of fotonen) per oppervlak per seconde per sterradiaal (hoekmaat) per GeV, horizontale as: energie in GeV. Lage energieën zijn talrijk: 1 per vierkante meter per seconde. Maar de hoogste energieën zijn relatief zeldzaam, namelijk 1 voorval per vierkante kilometer per jaar.

Ondanks dat wij van onze geboorte af aan steeds maar getroffen worden door deze kosmische deeltjes worden we toch volwassen en zelfs oud. Het lijkt er op dat mensen behoorlijk wat straling kunnen hebben. Hiroshima en Nagasaki hebben ons daarover veel geleerd. Japan heeft namelijk uitgebreid wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ze hebben in de loop der jaren een paar feiten vastgesteld 7):

1.
Mensen en vooral kinderen die Hiroshima of Nagasaki hadden overleefd kregen 46% vaker leukemie dan anderen. Dat gebeurde meestal na 2 tot 6 jaar. Normaal krijgt ongeveer 1,4% van de bevolking ooit leukemie 7). Een verhoging met 46% betekent dat dan geen 1,4% maar 2% van deze overlevenden ooit leukemie krijgt. Dit is verbazingwekkend weinig als men bedenkt hoe enorm veel straling deze mensen door de atoombom hebben opgelopen.
2.
Andere soorten kanker kwam bij deze overlevenden 10,7% vaker voor dan bij mensen die niet aan de straling van de atoombommen waren blootgesteld. Weliswaar ruim 10 procent meer dan bij anderen maar niet het honderdvoudige of zo zoals ik als leek best zou geloven.
3.
Nog een verrassende uitkomst van het onderzoek is dat kinderen geboren uit ouders die Hiroshima of Nagasaki hebben overleefd niet meer kanker of andere afwijkingen kregen dan andere kinderen 7).
Een voorzichtige conclusie is dat mensen vrij goed tegen straling bestand zijn en in ieder geval beter dan menigeen denkt.

Naast de kosmische deeltjes ondergaan wij nog veel meer straling. Een oorzaak daarvan zijn wij zelf! Ieder mens is een stralingsbron van zo’n 4000 Becquerel. Dat betekent dat iedere seconde vier duizend cellen in ons lichaam een opdonder krijgen van radioactiviteit afkomstig uit ons eigen lichaam. En dat dag-in-dag-uit.
Waar komt die straling in ons lijf vandaan? Dat is het kalium dat wij nodig hebben, onder andere voor ons hart. En helaas is kalium een beetje radioactief. Ongeveer 16% van alle straling die ons onafgebroken treft komt van het kalium in ons eigen lijf. Ook daar kunnen we kennelijk goed tegen.
                      500 mensen is 2 miljoen Becquerel straling

Waarom is straling dan toch zo gevaarlijk?

In Hiroshima en Nagasaki zijn 150 tot 250 duizend doden gevallen, de meesten onmiddellijk door de intense hittestraling van de atoombom en de overigen kort daarna als gevolg van de enorme radioactieve straling7). Iedereen die dat overleefde had een heel hoge dosis straling opgelopen. We weten nu dat je met een dosis in de orde van grootte van tien Sievert binnen enkele uren tot enkele weken aan stralingsziekte komt te overlijden.

Tijdens de ramp van Tsjernobyl hebben een paar honderd mensen zo’n dodelijke dosis opgelopen. Daaronder de brandweerlieden, de “luiquidators” die de brand op het dak van de reactor hebben geblust. De geheimzinnigheid in de toenmalige Sovjet Unie was groot. Een operator van de centrale zag tijdens de ramp een moeder met baby langs de centrale lopen maar durfde niet “ga weg!” te roepen omdat hij vreesde gestraft te worden omdat hij staatsgeheimen naar buiten had gebracht 11). Ook vulden leidinggevenden en personeel systematisch veel te lage waardes van gemeten straling in zodat de ramp minder ernstig zou lijken.

Het toenmalig Sovjet regime had er alle belang bij dat zo min mogelijk bekend zou worden omdat de ramp het gevolg was van een ontwerpfout in de RBMK-centrales omdat dit paniek zou veroorzaken bij de vele andere kerncentrales van hetzelfde type in de Sovjet Unie. Ook was het in het toenmalige regime ondenkbaar dat het centrale gezag in Moscou fouten maakte. Er kwam een groots opgezet proces waarbij alle schuld in de schoenen van de operators werd geschoven. Buitenlandse journalisten waren welkom zodat de heel wereld ervan overtuigd zou worden dat alleen het personeel schuld had.

De ontwerpfout was dat in de uitzonderlijke situatie dat alle regelstaven in de centrale opgetrokken zouden zijn het daarna weer laten zakken van de regelstaven de kernreactie juist geweldig zou versterken in plaats van stoppen. Deze ontwerpfout was alleen in Moscou bekend en niet in Tsjernobyl. Bij de pas in gebruik genomen centrale van Tsjernobyl was men bezig van alles uit te testen waaronder het ver omhooghalen van de regelstaven. Toen men probeerde de reactor weer normaal te laten werken sloeg hij, geheel in overeenstemming met de ontwerpfout, op hol.

Van wat daarna gebeurde is veel bekend geworden maar veel ook niet. Talloze documenten zijn opzettelijk vernietigd of vervalst. Later is door het uiteenvallen van de Sovjet-Unie nog veel meer zoekgeraakt.

Er zijn vele publicaties bekend over de gevolgen van Tsjernobyl. Maar door het ontbreken van betrouwbare gegevens zal nooit bekend worden hoeveel slachtoffers Tsjernobyl gekost heeft of hoe veel mensen door Tsjernobyl alsnog aan kanker zullen overlijden.

Het meest geloofwaardig is het rapport van de Wereld Gezondheid Organisatie 8)

Daarin wordt gezegd dat verwacht mag worden dat uiteindelijk ongeveer 2200 personen aan de gevolgen van straling opgelopen door Tsjernobyl zullen komen te overlijden.

Ongeveer 4000 kinderen en jongvolwassenen hebben schildklierkanker gekregen, maar omdat de kans op genezing 99,9 % is zijn er gelukkig maar 9 overleden. Dit zijn aanzienlijk lagere aantallen slachtoffers dan in veel publicaties wordt genoemd.

Enige dagen na de ramp zijn ongeveer 350.000 mensen geëvacueerd. Het is te verwachten dat ontreddering, slechte leefomstandigheden, drank en fatalisme veel meer slachtoffers heeft geëist en nog zal eisen dan de ramp zelf. Een heel groot deel van de bevolking en zelfs hooggeplaatste functionarissen waren ervan overtuigd dat alcohol de gevolgen van straling op zijn minst kon beperken. Dat moest dan minstens een hele fles wodka per dag zijn en dat in het bijzonder voor zwangere vrouwen. De gevolgen voor de ongeboren kinderen laat zich raden.

De ramp in Tsjernobyl heeft in het westen veel emoties losgemaakt. Gevreesd mag worden dat het ontbreken van betrouwbare informatie en de talloze speculatieve publicaties over

Tsjernobyl bij het grote publiek de objectiviteit ten aanzien van het gevaar van straling veelal ver te zoeken is.

Wat is straling eigenlijk en hoe kunnen we dat meten?

Het is niet eenvoudig vast te stellen of ergens een gif aanwezig is zoals het metylisocyanaat dat in 1984 bij de ramp in Bhopal in India duizenden slachtoffers heeft gemaakt. Of het kankerverwekkende dioxine uit onze huisvuil-verbrandingsovens. Je hebt dure apparatuur en gespecialiseerde kennis nodig om vast te stellen welk gif aanwezig is en hoeveel.

Straling kun je niet zien, niet voelen, niet ruiken maar wel kan iedereen met een eenvoudig instrument meten hoeveel straling ergens is. Maar daarmee is het probleem niet opgelost want straling is op geen enkele wijze te stoppen; je kunt het alleen afschermen met lood of dikke betonnen muren en dergelijke.

meten van de straling van reform keukenzout met een stralingsmeter uit de Tsjernobyl tijd. 

Een natuurkundige zegt: als van een radioactieve stof één atoom per seconde uiteenvalt dan is de grootte van die straling één Bequerel. Daar worden wij, leken, niet veel wijzer van. Goed, dan meten we de hoeveelheid Röntgen. Eén Röntgen is de hoeveelheid straling die in staat is één kubieke centimeter lucht te ioniseren. Dat zegt ons leken al helemaal niets. Zo kunnen we nog bij de Gray, de Rad, de Curie, de Rem of de Sievert komen. Wie wordt daar wijzer van?

In feite interesseert ons alleen hoeveel radioactiviteit ons lichaam doorstaan heeft. Dat werd vroeger in Rad uitgedrukt. Een Rad is een-honderdste joule per kilogram lichaamsgewicht. De Rad is al lang vervangen door de momenteel gangbare Gray waarbij één Gray evenveel is als honderd Rad. Alleen in de Verenigde Staten wordt nog steeds de Rad gebruikt.

Maar wat zegt ons dat, zo-en-zoveel joule per kilogram? Wij willen weten welk effect straling op ons lichaam heeft. Daarvoor hanteren we een omrekeningsfactor die het verschil aangeeft tussen de natuurkundige grootte van straling en het effect daarvan op ons lichaam. De eenheid geabsorbeerde straling die we dan krijgen heet de Sievert. De Sievert is daarmee de beste maat om een hoeveelheid straling aan te geven.

Omdat een hele Sievert heel veel straling is wordt meestal het duizenste deel daarvan, de milli-Sievert, gebruikt of soms nog kleiner de micro-Sievert. Als we weten hoeveel Sievert we opgelopen hebben zijn we er helaas toch nog niet. Ons beenmerg is bijvoorbeeld veel gevoeliger voor straling dan ons hoofd. Dit betekent dat de Sievert wel een maat is voor de grootte van de opgelopen straling maar dat geldt dan maar voor één bepaald deel van ons lichaam.

Dus als iemand zegt dat er zo-en-zoveel Sievert straling is dan moet je om te weten te komen hoeveel straling je oploopt eerst nog de sterkte van de straling vermenigvuldigen met de gevoeligheidsfactor per getroffen lichaamsdeel. Vervolgens moet je die gevonden waardes per lichaamsdeel bij elkaar optellen en dan pas weet je de werkelijke opgelopen straling. Dit is voor leken uiteraard onbegonnen werk. Het is daarom niet zo verwonderlijk dat in kranten en nieuwsberichten altijd van “sterke straling” of zo wordt gesproken maar zelden of nooit exacte waardes worden genoemd.

Hoe meten we hoeveel straling we hebben ontvangen?

Professionals die werkzaam zijn op plaatsen waar radioactiviteit kan voorkomen worden altijd met een dosismeter uitgerust. Een dosismeter lijkt op een gewone pen. Aan het einde van de werkdag wordt gekeken hoeveel straling ze eventueel hebben opgelopen. Heel eenvoudig.

                                                         een pen dosismeter

Maar voor degenen die geen dosismeter bij zich hadden moet je altijd twee dingen weten: hoeveel straling was daar ter plaatse en hoelang heb je dat ondergaan. Als je die twee dingen niet weet is achteraf nooit meer vast te stellen hoeveel straling iemand opgelopen heeft. Alleen bij een extreem hoge en dus dodelijke dosis is achteraf aan de bloedcellen te zien dat er geen hoop meer is voor het slachtoffer.

We hebben nu de intensiteit, de tijdsduur, de gevoeligheid van mensen (en dat nog eens per lichaamsdeel) voor straling bekeken, dan blijkt er nóg een factor van belang te zijn, namelijk de soort straling.
Het stralings-spectrum.

Iedereen kent het heerlijke lentezonnetje. De straling van de lente-zon merken we doordat de zon onze huid een beetje opwarmt. We hebben hier met warmtestraling te maken ofwel een bepaald type heel zwakke elektromagnetische straling.

In de figuur staat links de langzame elektromagnetische straling waaronder dus de warmtestraling valt. Rechts de snelle. Gaat het links om duizenden, rechts gaat het om miljarden en nog veel meer trillingen per seconde. Hoe meer trillingen per seconde des te meer kracht. Je zou het kunnen vergelijken met een middeleeuwse stormram. Zes mannen beuken één keertje met een stormram tegen de poort van het kasteel. Er gebeurt niets. Maar als de mannen de over hen uitgestorte brandende pek overleven stoten ze de poort op een gegeven moment toch kapot. Dus hoe meer trillingen hoe meer effect.

Radiostraling van de linkerkant kan niet veel uitrichten. We hebben zelfs ingenieuze apparaten nodig om de heel zwakke kracht van radiogolven te detecteren; dat zijn de heel gewone radio’s waarmee we naar het nieuws of muziek luisteren.

                             het stralings spectrum

Aan de rechterkant zitten de snelle golven. Die hebben zoveel energie dat ze in staat zijn een elektron van een atoom af te schieten. Er ontstaat daardoor een geïoniseerd atoom zoals we eerder hebben besproken.

De grens tussen ongevaarlijke en gevaarlijke straling ligt bij het ultraviolet. Gewoon licht zit nog net aan de veilige kant. Niemand is dan ook bang voor gewoon licht. Iedereen vindt het de gewoonste zaak van de wereld dat zonnecollectoren hun energie ontvangen van gewoon licht. Radiogolven zitten verder naar links, hebben veel minder energie dan licht en kunnen dus geen schade aan ons lichaam toebrengen. Niettemin zijn hier hele discussies over.

                                          een sterrenstelsel in het heelal

Naast de elektromagnetische straling uit de grafiek is er ook nog deeltjes straling.

Deeltjes straling bestaat in het algemeen uit snelle neutronen, thermische neutronen en protonen. Deze straling komt uit het heelal maar komt ook binnenin een kerncentrale voor.

Deze straling is vijf tot twintig keer schadelijker voor ons dan bijvoorbeeld gammastraling. Bij de berekening hoeveel straling iemand heeft opgelopen moeten we dus ook nog eens rekening houden met deze zogeheten kwaliteitsfactor of stralingsweegfactor 9).

De conclusie is dat je meestal redelijk goed kunt meten hoeveel vergif iemand binnen heeft gekregen maar met straling is dat dus niet zo. Achteraf is het onmogelijk vast te stellen hoeveel straling iemand heeft opgelopen als je niet weet hoe sterk de straling was en hoelang je daarin gezeten hebt.

Radioactieve straling.

Tenslotte komen we bij de meest bekende straling, de radioactieve straling.

En stof die radioactief is zendt radioactieve straling uit. Daarbij vallen atomen van die stof uiteen waarbij straling en energie vrijkomen. Het tempo waarin dat gebeurt verschilt per stof. Sommige stoffen een fractie van een seconde en andere tot vele miljoenen jaren. Dit tempo kan op geen enkele wijze veranderd worden. Doordat atomen uiteenvallen verdwijnt steeds een beetje van de betreffende stof zodat op een gegeven moment nog maar de helft van de oorspronkelijke hoeveelheid stof over is. De tijd die daar voor nodig is heet de halfwaardetijd. In de omgeving van Tsjernobyl is de grond voornamelijk besmet met radioactief Cesium en Strontium. Deze beide stoffen hebben een halfwaardetijd van ongeveer 30 jaar. We zijn nu 30 jaar verder. De straling in Tsjernobyl is op dit moment dus ongeveer gehalveerd. Het voor kinderen zo gevaarlijke radioactief Jodium is met zijn halfwaardetijd van nog geen dag al lang verdwenen.

De halfwaardetijd heeft een consequentie die gemakkelijk over het hoofd wordt gezien. In een radioactieve stof vallen steeds atomen uiteen waarbij straling vrijkomt. Een stof waarbij dit uiteenvallen snel gebeurt zal snel opgebrand zijn. Met andere woorden: die stof heeft in korte tijd veel radioactieve atomen opgebrand en dus in die korte tijd veel straling geproduceerd. Andersom zal een stof met een lange halfwaardetijd maar weinig straling geven. De totale hoeveelheid straling wordt dan als het ware uitgesmeerd over de lange levensduur van die radioactieve stof.

Dit is van belang bij discussies over radioactief afval van kerncentrales waarbij altijd gesproken wordt over het gevaarlijke afval omdat het eeuwenlang radioactief blijft. Daarbij wordt gemakkelijk vergeten dat het afval weliswaar lang radioactief blijft maar relatief maar weinig straling afgeeft.

Radioactieve stoffen die een korte halfwaardetijd hebben geven hun straling snel af. Bij het begin van een kernramp zitten bij de radioactieve stoffen veel stoffen die een korte halfwaardetijd hebben. Naarmate de tijd verstrijkt blijven de stoffen met een langere halfwaardetijd over. In Hiroshima en Nagasaki was de straling op de grond na drie dagen al nagenoeg verdwenen. Op dit moment is het zelfs onmeetbaar klein. Dus ondanks dat de atoombommen of Hiroshima en Nagasaki kernafval hebben geproduceerd is daar klaarblijkelijk nu niets meer van te merken.

De situatie in Tsjernobyl is veel ongunstiger omdat de atoombommen in Japan hoog in de lucht ontploften maar de ramp in Tsjernobyl was op de grond.

De volgende conclusie lijkt gerechtvaardigd. Onderga je de straling van een radioactieve stof met een korte halfwaardetijd dan heb je daar ook maar korte tijd last van. Een stof met een heel lange halfwaardetijd straalt niet zo hard omdat de straling over een lange tijd wordt uitgesmeerd. Daar heb je weliswaar lang last van maar de straling is gering. De echte boosdoeners hebben een halfwaardetijd die daar tussenin zit, vergelijkbaar met een mensenleven. Zo’n stof verbruikt zijn radioactiviteit precies in een mensenleven.

In Tsjernobyl zijn radioactief Strontium en Cesium met hun middellange halfwaardetijd van 30 jaar daarom de echte rotjongens die een groot gebied ontoegankelijk houden.

Soorten radioactieve straling.

Radioactieve straling kan uit α-deeltjes, β-straling of γ-straling bestaan, afhankelijk van de stof.

De γ-straling komt het meeste voor. Je hebt een dikke plaat lood of een metersdikke betonnen muur nodig om γ-straling tegen te houden. Gelukkig gedraagt straling zich verder net als licht, dus hoe verder je er van af bent des te zwakker wordt de straling. Dat zwakker worden gaat heel snel. Tweemaal zover is viermaal zo zwakke straling. Viermaal zover is zestienmaal zwakker enz. Het devies is dus: zo snel mogelijk uit de buurt gaan!

De slachtoffers in Tsjernobyl zijn hoofdzakelijk door γ-straling getroffen.

De β-straling is minder kwalijk omdat het vrij gemakkelijk is tegen te houden. Een stukje blik of zo is al voldoende. In Tsjernobyl hebben sommigen brandwonden op de huid opgelopen door β-straling doordat zij radioactief water over zich heen kregen.

De α-straling is wel 20 keer zo schadelijk maar is heel gemakkelijk tegen te houden. Een papiertje of een centimeter lucht is al voldoende. Maar α-straling kan, zoals we later zullen zien, toch uitermate gevaarlijk zijn. 9).

De schadelijkheid van straling.

In ons land lopen wij allemaal bijna 2 milliSievert straling per jaar op door natuurlijke oorzaken en nog eens 0,5 milliSievert door geneeskundig onderzoek. Het aandeel van Tsjernobyl is verwaarloosbaar klein (0,02 mSievert).

Een volwassene van 80 jaar heeft in zijn leven dus al zonder meer 200 milliSievert straling opgelopen. Dat is 4% van een dosis waaraan de helft van de mensen zou overlijden.

Of we willen of niet, de natuurlijke straling kunnen we niet ontlopen. Wat we wel kunnen doen is onnodige straling vermijden.

De volgende voorbeelden zijn allemaal goed voor één milliSievert straling, dus de helft van wat we van nature in een jaar oplopen 9):

  • 3 maanden verblijf op 2000 meter hoogte,
  • 50 transatlantische vluchten,
  • 5 borstfoto’s,
  • 1 foto van heupen en bekken,
  • 50 foto’s bij de tandarts.

Herkomst van de straling.

natuurlijke stralingsbelasting

kosmische straling                             0,30 mSv  12%

aarde en bouwmaterialen

uitwendige straling                           0,35 mSv  14%

inwendige straling                              0,40 mSv  16%

radon en vervalproducten             0,90 mSv   36%

totaal         1,95 mSv

kunstmatige stralingsbelaasting

geneeskunde (diagnostiek)            0,50 mSv  20%

beroepsmatige blootstelling      <0,01  mSv <0,4%

wetenschap en techniek: verwaarloosbaar

energievoorziening                          <0,01 mSv  <0,4%

gebruiksartikelen                              <0,01 mSv  <0,4%

radioactief afval: verwaarloosbaar

fall-out                                                        0,01mSv       0,4%

Tsjernobyl                                                 0,02 mSv      0,8%

Totaal                                                           2,50 mSv     =100%

Van de brandweerlieden die op het dak van de centrale in Tsjernobyl de brand moesten blussen en daardoor een dosis van 5 Sievert opliepen overleefden de helft dat. Die dosis was toch maar twee tot drie duizend keer groter dan wij hier jaarlijks door natuurlijke oorzaken oplopen.

Het gevaar van α-straling.

Straling wordt, net als licht, steeds zwakker als je verder weg bent. Maar omgekeerd steeds sterker als je dichterbij komt. Als je een radioactief deeltje opeet of inademt wordt de afstand van zo’n deeltje tot de naastliggende lichaamscel heel klein en de straling dus heel sterk. Voortdurend worden lichaamscellen door het radioactief deeltje beschoten, wat vooral kwalijk is als het deeltje een α-straler is. Een deel van de cellen gaat dood en wordt opgeruimd en een ander deel herstelt zich. Maar soms raakt een cel ontregeld en slaat op hol: het eerste begin van kanker. Die ene kankercel gaat zich delen. Dat gebeurt bijvoorbeeld eenmaal in de drie maanden. Na 30 delingen ofwel 10 jaar heb je dan meer dan 1000 miljoen cellen, dat is een klompje van één centimeter. Dat is net genoeg om op een Röntgenfoto ontdekt te worden. Pas tien jaar later dus.

Straling is dus vooral gevaarlijk is als we de radioactieve deeltje op de een of andere manier binnen krijgen. Inademen of opeten. Bij opeten kan dat nog meevallen omdat de radioactieve stof die we binnenkrijgen er maar net eentje moet zijn die het lichaam opneemt. Meestal is dat niet zo en verlaat het ons lichaam via de natuurlijke weg. Maar er zijn beruchte uitzonderingen zoals jodium en strontium.

Strontium is gevaarlijk omdat ons lichaam geen onderscheid maakt tussen calcium en strontium. Daardoor kan radioactief strontium in onze botten opgenomen kan worden als was het calcium met als gevaar ontwikkeling van kanker. Strontium heeft een halfwaardetijd van 30 jaar. Dus als het eenmaal in ons lichaam zit blijft het praktisch ons verdere leven een gevaarlijke stralingsbron waar niets tegen te doen is.

Jodium is ook gevaarlijk. Maar omdat de halfwaardetijd van jodium slechts 13 uur is, is het gevaar van radioactief jodium na hooguit een week totaal voorbij. Radioactief jodium is gevaarlijk voor kinderen omdat de schildklier jodium nodig heeft.

Bij een kernramp komt dit radioactief jodium vrij. De schildklier van kinderen neemt dat jodium op waardoor later, meestal na 2 tot 6 jaar, schildklierkanker ontstaat. Gelukkig kan dat bijna altijd genezen worden. Als kinderen in de eerste week na de ramp jodiumtabletjes krijgen zal de schildklier zoveel veilig jodium aangeboden krijgen dat geen radioactief jodium opgenomen wordt.

Een bijzonder gevaarlijke straling is α-straling, namelijk als we een radioactieve stof in ons lichaam krijgen die α-straling afgeeft. Want α-straling is 20x zo vernietigend als andere soorten straling. Gelukkig komt dit minder voor.

Genetische afwijkingen door straling.

Genetische afwijkingen veroorzaakt door straling worden gevreesd. Uit onderzoek 10) blijkt dat bij één miljoen geboortes onder normale omstandigheden ongeveer 90.000 congenitale misvormingen, afwijkingen tussen geboorte en het 20e levensjaar, verschillende constitutionele en degeneratieve aandoeningen worden waargenomen. Bij een bestraling met 1 rad (10mSievert) komen daar 63 gevallen bij. Dat is een toename van slechts 0,0007%. Dit is zo weinig dat het in de praktijk nooit vastgesteld kan worden. Maar let wel, 10 milliSievert is slechts viermaal zoveel als wij jaarlijks door natuurlijke oorzaken ondergaan.

Is er een veilige ondergrens?

In veel wetenschappelijk onderzoek is geprobeerd uit vinden of er een ondergrens voor straling is. Dus dat een bepaalde kleine hoeveelheid straling veilig is maar dat je een zekere dosis niet moet overschrijden. Een dergelijke grens is nooit gevonden 10). Het devies is dus hoe minder straling hoe beter.

Radon, een bijzonder geval.

In onze bodem zit een klein beetje uranium. Bij het radioactief verval van dit uranium komt radongas (en een klein beetje thoron) vrij. Dat radongas komt naar boven in de vrije lucht maar ook in de kruipruimte onder ons huis. Radongas heeft een halfwaardetijd van ongeveer vier dagen. Het valt uiteen in vaste radioactieve deeltjes die zeer lang radioactief blijven. Deze deeltjes hechten zich aan stof dat in de lucht zweeft en kan door ons worden ingeademd. Dit stof blijft voorgoed in de longen zitten en veroorzaakt longkanker. Naar schatting vallen in ons land hierdoor 900 doden per jaar 1). Rokers zijn extra vatbaar omdat rook de stofdeeltjes kunnen zijn waaraan de radioactieve deeltjes zich hechten.

Niet voor niets staat in de bouwvoorschriften dat de kruipruimte geventileerd moet zijn en dat de meterkast luchtdicht afgesloten moet worden van de kruipruimte.

Alle doden in ons land door kanker als gevolg van radioactiviteit vallen door Radon.

Omdat radon een α-straler is kan men de aanwezigheid niet met een gewone stralingsmeter vaststellen. De α-straling van radon is zo zwak dat een enigszins betrouwbare meting enkele maanden duurt.

Met straling valt niet te spotten.

We nemen maar aan dat de natuurlijke dosis straling die iedereen vanuit het heelal of uit de aarde ontvangt veilig is. Je kunt ook zeggen, we moeten wel. Die natuurlijke straling verschilt nogal per plaats. Een rotsige bodem als in Noorwegen geeft meer straling. In Finland is het bijvoorbeeld driemaal zo hoog als bij ons. Ons land hoort bij de laagste ter wereld. Klaarblijkelijk hebben deze verschillen weinig invloed op de gezondheid van mensen. Maar het allerbelangrijkste is te zorgen dat je geen radioactieve stoffen in je lichaam krijgt.

Samenvatting.

Straling is gevaarlijk. De overheid stelt dat naar een zo laag mogelijk stralingsniveau gestreefd moet worden omdat niet is vast te stellen hoeveel straling nog veilig is. Toch blijkt dat mensen stralingsniveaus die meer dan duizend keer hoger is dan de natuurlijke achtergrondstraling soms nog overleven. Hiroshima en Nagasaki hebben ons geleerd dat straling verrassend weinig gevolgen in het latere leven of bij de nakomelingen heeft. Wel aantoonbaar zeer gevaarlijk zijn radioactieve deeltjes die door opeten of inademen in ons lichaam zijn gekomen omdat vooral zij de kans op kanker sterk verhogen. Alarmerend daarbij zijn de bijna duizend personen die in ons land per jaar als gevolg van door radon opgelopen longkanker overlijden.

Persoonlijk ben ik van mening dat het gevaar van directe straling niet zo groot is als menigeen vreest maar dat het gevolg van radioactief materiaal dat in ons lichaam komt onvoldoende aandacht krijgt.

Een mens kan best wel een beetje straling verdragen. De toeristen in Tsjernobyl zijn niet knettergek maar ze doen er wel verstandig aan mondkapjes te dragen.

Haaren,  Gerard Smals.

1) www.ukrainianweb.com

2) H.B. Kal, Röntgen, “100 jaar straling”, o.a. Pag 64.

3) Peter Sinke et al, “Middelburg, 17 mei 1940, Het vergeten bombardement”.

4) www.nujij.nl/wetenschap/mysterie-van-kosmische-straling-opgelost.1271506.lynkx

5) H.B. Kal, Röntgen, “100 jaar straling”,

6) nl.wikipedia.org/wiki/Kosmische_straling

7) k1project.org/hiroshima-and-nagasaki-the-long-term-health-effects/

8) WHO, Chernobyl: true scale of the accident

9) TH Eindhoven, dosisbegrippen stralingsbescherming.

10) Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 122 nr16 1978 prof dr FH Sobels

11) Piers Paul Read, Alarm!, het verhaal van Tsjernobyl.

wordt lid van de community  “Vrienden van het Thorium“.
Daar zijn geen kosten of verplichtingen aan verbonden.