Gelijk speelveld

Gelijk speelveld.

Decennia heeft negatieve berichtgeving over kernenergie gedomineerd. Als het over energie ging voerden artikelen over zon, wind en andere soms exotische mogelijkheden om energie op te wekken de boventoon, altijd in het licht van het verminderen van de CO2 uitstoot om daarmee de opwarming van de aarde te beperken. Nu verschijnen voorzichtig artikelen waarin twijfels worden geuit over de haalbaarheid van deze oplossingen om het klimaatprobleem met succes aan te pakken, soms zelfs openlijke pleidooien voor kernenergie.

Onlangs brak Geert-Jan de Haas van het NRG in dagblad Trouw een lans voor een eerlijker afwegen van de keuze voor kernenergie ten opzichte van zon en wind. Hij wijst daarbij op de aanbeveling van het IPCC om kernenergie ook te zien als alternatief voor fossiele brandstoffen. Ook wijst hij erop dat kernenergie 25 procent van de elektriciteit in de EU levert, zonder CO2-uitstoot. Hij bekritiseert de huidige kostenvergelijkingen omdat bijvoorbeeld bij windenergie de kosten van de ‘stopcontacten op zee’ niet worden meegeteld, iets waarvoor de OESO pleit maar wat ons land terzijde heeft gelegd. Voorts wijst hij op de mogelijkheid een overschot aan elektriciteit op bepaalde momenten te gebruiken om waterstof te maken. Als krachtig argument noemt hij de leveringszekerheid van elektriciteit die aanzienlijk beter is als ook van kernenergie gebruik wordt gemaakt. Niet nader gespecificeerd stelt hij dat twee kerncentrales 3500 windturbines kunnen vervangen. Als je dit terug rekent bedoelt de Haas kennelijk windturbines van ongeveer 2,5 MW met een duty cycle van ongeveer 35%, wat overeenkomt met de situatie van dit moment.

Prompt reageerde Jasper Vis van TenneT. Op persoonlijke titel gaat hij op zijn blog in op de vergelijking van 3500 windturbines met twee kerncentrales. Hij komt met zijn berekening op 640 windturbines onder voorwaarde dat de twee kerncentrales ingezet worden als basislast. Hij gaat uit van de meest moderne windturbines die momenteel in aanbouw zijn, met een vermogen van 10 MW, en een dutycycle van 45 tot 50%. Het materiaalgebruik en ruimtebeslag van deze 640 grotere windturbines zal, denk ik, niet veel afwijken van het aantal van 3500 die de Haas noemt.

Vis komt ook met een berekening indien de kerncentrales alléén gebruikt worden om elektriciteit te leveren als er geen wind is. In dat geval produceren de twee kerncentrales slechts evenveel elektriciteit als 370 zeer grote windturbines. Dat is dan een gevolg van de voorrang die zon- en windelektriciteit momenteel op het net krijgen. Hiermee onderstreept Vis, vermoedelijk onbedoeld, de ongelijkheid van het speelveld voor kernenergie, precies zoals de Haas dat aan de kaak stelt.

Een eerlijke vergelijking van zon, wind en kernenergie is alleen mogelijk als ze alle drie ingezet worden om continu eenzelfde hoeveelheid elektriciteit te leveren, en de kosten en consequenties voor milieu enzovoort gewogen worden. Zon en wind kunnen niet continu leveren dus moeten de kosten van de noodzakelijke achtervang door bijvoorbeeld het bijschakelen van gasturbines of het aanspreken van eerder opgeslagen waterstof uit buffers daarbij meegenomen worden. Een buffer is in dit geval elektriciteit die met behulp van electrolysers is omgezet in waterstof (opgeslagen in zoutkoepels), en die later met behulp van brandstofcellen wordt terug gezet in elektriciteit.

Dit vergt niet alleen aanvullende investeringen maar er treden ook onvermijdelijk verliezen op die gecompenseerd moeten worden met extra windmolens, met als gevolg extra kosten en ruimtebeslag. Bij kernenergie zijn buffers niet nodig.

De kosten voor infrastructuur, ondersteunende systemen die voor ontwerp, bouw, opslag en instandhouding nodig zijn en verwijderingskosten moeten in alle gevallen mede beoordeeld worden. Ook facetten als ruimtebeslag en invloed op de omgeving dienen vergeleken te worden.

Wil men zon en wind altijd benutten, ook als er overschot aan elektriciteit is, dan is het mogelijk om ze waterstof te laten maken op die momenten dat er veel zon en wind is. Op die manier kunnen de kerncentrales altijd op vollast draaien, wat het meest rendabel is. De daarbij verkregen waterstof kan gebruikt worden voor woningverwarming, zwaar transport of andere nu al gebruikelijke toepassingen.